In juli stond kregen we een raadsvoorstel om -net als eerdere jaren- de markttarieven voor het lopende jaar vast te stellen.

En, eveneens net als eerdere jaren, bleek ook nu weer uit de cijfers dat de marktkooplieden van Berkel en Rodenrijs voor een belangrijk deel moeten bijdragen aan de levensvatbaar-heid van de markten in Bergschenhoek en Bleiswijk. Het aantal kramen in deze kernen is en blijft te beperkt om kostendekkend georganiseerd te kunnen worden. De verwachting is dat dit in de toekomst niet zal veranderen. De kleine markten blijven dan leunen op de grote markt in Berkel en Rodenrijs.

Wij hadden daar moeite mee en vroegen het college om de kosten voor de markten in Bleiswijk en Bergschenhoek op een andere manier in de hand te houden. Onze bijdrage in de commissievergadering sorteerde weinig effect bij het college. Maar het amendement dat we in de raadsvergadering van juli indienden wel. Het college nam het voorstel terug, om te onderzoeken of deze markten op een andere manier geregeld kunnen worden. In november bleek dat dat het geval is, wanneer de markten in deze kernen te organiseren via de regels die gelden voor ‘standplaatsen’. In de praktijk betekent dit dat de huidige kramen kunnen blijven staan en dat de bemoeienis vanuit de gemeente minder is. De marktmeester zal zich niet meer laten zien. Op deze manier kan fors bespaard worden op de kosten.

Alle marktkooplui die bij de bespreking van het aangepaste voorstel aanwezig waren, stemden in met het voorstel. En de gemeenteraad ook. De markt blijft dus, maar volgens de regels mogen we het geen markt meer noemen. Het is een verzameling standplaatsen.

Ach…what’s in a name?